Het was met grote hoop dat ik jaren geleden naar Nederland kwam. Ik wilde mijn kinderen een betere toekomst bieden, een leven met meer kansen en minder zorgen dan ik ooit had gekend. Het idee dat ze hier naar goede scholen zouden gaan, veilig zouden kunnen opgroeien en een betere toekomst konden opbouwen, hield me op de been. Maar nu, na al die jaren, kijk ik naar hun leven en vraag ik me af of ik de juiste keuze heb gemaakt.
Toen we net hier waren, dacht ik dat de grootste uitdagingen achter ons lagen. We moesten ons aanpassen aan een nieuwe taal, een nieuwe cultuur en een nieuw systeem. Het was zwaar, maar we hielden vol. Mijn kinderen pasten zich snel aan en spraken binnen een jaar beter Nederlands dan ik ooit zou kunnen. Ik was trots op hoe snel ze zich wisten aan te passen, maar er waren ook zorgen die ik toen nog niet zag.
Mijn oudste zoon kwam op de middelbare school in een omgeving terecht die ik niet herkende. Hij vertelde me vaak over het gevoel dat hij er niet echt bij hoorde. Hij werd geconfronteerd met vooroordelen en vragen die hem onzeker maakten over zichzelf en waar we vandaan komen. “Papa, waarom vragen mensen altijd waar ik écht vandaan kom?” vroeg hij een keer, met tranen in zijn ogen. Ik had geen antwoord dat hem kon geruststellen.
Het was niet alleen de sociale druk. Het schoolsysteem hier is zo anders dan wat ik gewend was. Toen hij op jonge leeftijd te horen kreeg dat hij beter naar het vmbo kon gaan, voelde ik een steek van teleurstelling, niet in hem, maar in het systeem dat hem al zo vroeg leek af te schrijven. Ik wist hoe slim hij was, hoeveel potentie hij had. Maar hoe overtuig je een systeem dat je kind méér kan dan een toets laat zien?
Mijn jongste dochter heeft andere uitdagingen. Ze is slim en leergierig, maar ze worstelt met het vinden van haar plek. Ze draagt een hoofddoek, iets waar we als gezin trots op zijn, maar dat haar ook het mikpunt maakt van vervelende opmerkingen. “Waarom draag je dat?” vragen klasgenoten. Of erger nog: “Je hoort hier niet.” Het breekt mijn hart dat ze zich soms zo anders voelt in een land waar ik dacht dat ze zichzelf zou kunnen zijn.
Naast deze persoonlijke uitdagingen komt er ook de druk van buitenaf. Ik zie hoe mijn kinderen proberen te balanceren tussen onze cultuur en die van hier. Thuis spreken we Arabisch, eten we onze traditionele gerechten en vieren we onze feesten. Maar buiten de deur voelen ze vaak de druk om zich aan te passen, om niet op te vallen. Het voelt alsof ze altijd moeten kiezen, alsof ze nooit helemaal zichzelf kunnen zijn.
Ik vraag me vaak af of ik te veel van hen verwacht. Misschien heb ik een ideaalbeeld gehad dat niet realistisch was. Ik wilde dat ze het beter zouden hebben, maar hoe definieer je dat? Is het beter als ze toegang hebben tot goed onderwijs, maar zich tegelijkertijd verloren voelen in een systeem dat hen niet altijd begrijpt? Is het beter als ze in een veilig land opgroeien, maar constant moeten bewijzen dat ze hier thuishoren?
Soms praat ik met andere ouders die in een vergelijkbare situatie zitten. Zij vertellen me dat ze dezelfde zorgen hebben, dezelfde frustraties voelen. We willen allemaal dat onze kinderen succesvol zijn, maar vooral gelukkig. Toch lijken de obstakels in dit nieuwe land anders dan we hadden verwacht. Het zijn niet alleen praktische uitdagingen, maar ook emotionele en sociale barrières die onze kinderen dagelijks moeten overwinnen.
Ik wil mijn kinderen blijven steunen, hen blijven aanmoedigen om hun dromen na te jagen, ondanks alles. Maar ik moet ook eerlijk naar mezelf zijn. Heb ik ze naar een plek gebracht waar ze echt kunnen bloeien? Of heb ik hen een last gegeven die ze niet verdienen? Die vraag houdt me soms ’s nachts wakker.
Toch geef ik de hoop niet op. Ik zie hoeveel mijn kinderen bereiken, ondanks de obstakels. Ik zie hun veerkracht, hun vermogen om zich aan te passen en sterker te worden. Misschien is dat de echte les die ik moet leren: dat beter niet altijd betekent dat het makkelijker is. Misschien betekent beter juist dat ze leren omgaan met uitdagingen, dat ze sterker worden door wat ze meemaken.
Aan het eind van de dag blijf ik trots op hen. Trots op hoe ze navigeren tussen twee werelden, hoe ze zichzelf blijven in een maatschappij die hen niet altijd begrijpt. En ik blijf hopen dat ze de balans vinden waar ik naar verlang: een leven waarin ze trots kunnen zijn op wie ze zijn, zonder zich te moeten aanpassen aan andermans verwachtingen.
Hoe denken jullie hierover? Laat het mij weten in de reacties op Facebook.