De eerste keer dat ik het idee had om een moskee in ons dorp te bouwen, voelde het bijna als een roeping. Het was niet zomaar een ingeving, maar iets dat diep van binnen groeide. Onze gemeenschap is klein, hecht en hardwerkend, maar we missen een plek waar we samen kunnen komen voor gebed en bezinning. Een plek die niet alleen voor ons, maar voor iedereen open zou staan. Maar wat ik niet had verwacht, was de storm die losbrak toen ik dit plan met de buurt deelde.
Het begon met gefluister. Eerst hoorde ik het via via: mensen waren ongerust. “Waarom moet er een moskee komen?” “Wat verandert dit voor ons dorp?” Die vragen snapte ik. Ik wilde graag het gesprek aangaan, uitleggen wat mijn visie was. Maar het gefluister werd al snel rumoer. Flyers in brievenbussen, posts op sociale media, en een anonieme brief in mijn eigen brievenbus. “Houd je plannen maar in je hoofd,” stond erin. Het deed pijn. Ik probeerde niet boos te worden, maar die woorden bleven hangen. Wat was er mis met mijn droom?
Ik groeide op in dit dorp. Mijn ouders kwamen hier in de jaren tachtig naartoe, op zoek naar een betere toekomst. Ik herinner me hoe mijn vader met zijn handen werkte en hoe mijn moeder ons gezin draaiende hield. We waren altijd welkom hier. Mensen groetten elkaar op straat, en iedereen kende elkaars naam. Maar nu leek het alsof die verbondenheid verdween. Was het mijn schuld? Of was er iets anders aan de hand?
De eerste keer dat ik een buurtbijeenkomst organiseerde, kwamen er meer mensen dan ik had verwacht. De zaal zat vol, maar de sfeer was gespannen. Ik stond voor de groep, met mijn papieren in de hand, en voelde de ogen op me gericht. Toen ik begon te praten, werd ik een paar keer onderbroken. “Wat levert dit ons op?” vroeg iemand. “Waarom precies hier?” zei een ander. Ik probeerde rustig uit te leggen dat de moskee niet alleen een gebedsruimte zou zijn, maar ook een ontmoetingsplek. Voor activiteiten, voor hulp, voor iedereen. Maar het leek alsof mijn woorden niet doordrongen.
Wat me het meest raakte, waren de blikken van wantrouwen. Alsof ik iets slechts wilde doen. Alsof ik geen deel was van deze gemeenschap. Maar ik weigerde op te geven. Dit was belangrijk, niet alleen voor mij, maar voor de volgende generatie. Onze kinderen zouden hier moeten kunnen opgroeien met begrip en respect voor elkaar. Hoe kon ik dat uitleggen aan mensen die mij niet eens wilden horen?
De weerstand werd harder. Er kwamen klachten over verkeer, over geluid, over parkeerruimte. Sommige zorgen waren terecht, daar had ik begrip voor. Maar andere argumenten voelden als een excuus om ‘nee’ te zeggen zonder het echte probleem te benoemen. “We willen geen verandering,” zei iemand tijdens een tweede bijeenkomst. Verandering. Daar ging het om. Maar is verandering niet juist wat ons sterker maakt?
Soms voelde ik me eenzaam in deze strijd. Zelfs binnen mijn eigen gemeenschap was niet iedereen enthousiast. “Is dit wel de juiste tijd?” vroegen sommigen. “Kunnen we niet beter afwachten?” Maar wachten leek me geen optie. Hoe langer we wachtten, hoe groter de kloof zou worden. Ik moest iets doen, al wist ik niet altijd hoe.
Toch waren er ook momenten van hoop. Een buurvrouw, die ik al jaren ken, stond ineens op tijdens een bijeenkomst. Ze zei: “Ik begrijp waarom Ahmed dit wil. En ik steun hem.” Die woorden gaven me kracht. Ik sprak daarna met haar en hoorde hoe ze vroeger samenwerkte met mensen van allerlei achtergronden. “We zijn allemaal mensen,” zei ze. En dat is precies wat ik iedereen wilde laten zien.
Nu ben ik hier. De plannen zijn nog niet goedgekeurd. De gesprekken gaan door. Soms lijken we vooruit te komen, en soms lijkt alles stil te staan. Maar ik blijf geloven in mijn droom. Niet omdat ik koppig ben, maar omdat ik weet dat dit goed is. Niet alleen voor ons, maar voor iedereen in dit dorp. Een plek om samen te komen, om te praten, te leren en te groeien. Is dat niet wat we allemaal willen?
Het doet me pijn dat er zoveel weerstand is, maar het leert me ook wat veerkracht betekent. Ik heb geleerd om te luisteren, om geduld te hebben, maar ook om mijn stem te laten horen. Dit gaat niet alleen over een gebouw. Het gaat over verbinding, over begrip, over een toekomst waarin we elkaar niet als vreemden zien.
Wat denk jij? Begrijp jij mijn droom? Of heb je een ander perspectief? Laat het mij weten in de reacties op Facebook.