Voor ons gezin is het leven een dagelijkse strijd om de eindjes aan elkaar te knopen. Met een inkomen op bijstandsniveau proberen mijn vrouw en ik onze driejarige zoon een zo onbezorgd mogelijke jeugd te geven, maar zelfs iets eenvoudigs als een ijsje of een dagje dierentuin is een onbereikbare luxe. Het breekt mijn hart dat ik hem dit niet kan geven. “Ik wil werken,” zeg ik vaak. “Maar het is niet zo makkelijk als mensen denken.”
We wonen in een klein appartement dat enkel is ingericht met wat echt nodig is. De huur, boodschappen en energierekening gaan altijd voor, en wat er overblijft, is nauwelijks genoeg om iets extra’s te doen. Mijn vrouw vindt het vreselijk om onze zoon steeds teleur te moeten stellen. “Hoe leg je een kind uit dat er geen geld is voor een ijsje?” vraagt ze zich vaak af. Vooral tijdens de feestdagen wordt het verschil met anderen pijnlijk zichtbaar. Terwijl vrienden en familie vrolijke foto’s delen op sociale media, kijken wij toe met lege handen. “Voor ons zijn dat dagen zoals alle andere,” zegt mijn vrouw. “Het doet pijn dat we niet mee kunnen doen.”
Ik wil niets liever dan mijn gezin ondersteunen, maar de obstakels voelen onoverkomelijk. Mijn gebrekkige Nederlands en het gebrek aan werkervaring maken het bijna onmogelijk om een baan te vinden. Ik volg een cursus om mijn kansen te vergroten, maar het is een moeizaam proces. “Ik wil mijn zoon laten zien dat hard werken loont,” zeg ik vaak, maar het voelt alsof ik vastzit in een systeem dat me eerder tegenwerkt dan helpt.
Mijn vrouw deelt die frustratie en steunt me waar ze kan. “Hij doet echt zijn best,” zegt ze. “Maar het voelt alsof we gevangen zitten. Mensen denken dat bijstand een makkelijke uitweg is, maar het is overleven.” Naast de financiële stress zorgt deze situatie ook voor spanningen in onze relatie. Geld is vaak een bron van ruzie, niet omdat we elkaar de schuld geven, maar door de enorme druk die het met zich meebrengt. “Je staat constant in overlevingsmodus,” zegt mijn vrouw. “En dat is uitputtend.”
Toch proberen we elkaar te blijven steunen. Voor onze zoon willen we het beste en we blijven vechten voor zijn toekomst. “Het is moeilijk om hoop te houden,” zegt mijn vrouw. “Maar we moeten wel. Voor hem.” Ik voel me echter vaak onterecht beoordeeld door de maatschappij. “Mensen zien ons als lui, alsof we niet vooruit willen,” zeg ik. “Maar dat klopt niet. We worden tegengewerkt door regels die werken ontmoedigen.” Ik leg uit hoe toeslagen verdwijnen zodra je een baan krijgt, waardoor je nauwelijks financieel vooruitgaat. “Je wordt gestraft voor je inspanningen. Dat is ontmoedigend.”
Ondanks de obstakels blijven we dromen van betere tijden. Mijn vrouw fantaseert vaak over simpele geluksmomenten, zoals samen een taart bakken met onze zoon of een dagje weg. “Als je cursus klaar is en je een baan vindt, kunnen we misschien eindelijk vooruitkijken,” zegt ze vaak hoopvol. Zelf blijf ik ook dromen. “Ik wil dat mijn zoon later trots is op ons. Dat hij kan zeggen: ‘Mijn ouders hebben nooit opgegeven.’”
Ons verhaal is helaas geen uitzondering. Het legt bloot hoe kwetsbaar gezinnen in de bijstand zijn en hoe het huidige systeem eerder een gevangenis is dan een springplank naar een betere toekomst. Er zijn concrete veranderingen nodig: betere begeleiding naar werk, meer ruimte om bij te verdienen en een beleid dat gezinnen helpt uit de armoede te ontsnappen. We blijven hopen dat die verandering komt. Voor onszelf, voor onze zoon en voor alle anderen die hetzelfde doormaken.