De vraag of ik de slechterik was in deze situatie, spookte door mijn hoofd. Was het onrechtvaardig van mij om mijn zusje haar toekomst niet te helpen verzekeren, of was het een noodzakelijke grens in een situatie waar mijn eigen welzijn zo vaak genegeerd werd? De waarheid is dat de beslissing om niet te helpen meer was dan alleen een reactie op een enkel verzoek; het was een afbakening van mijn eigenwaarde tegenover een geschiedenis van ongelijkheid en onrecht.
In de nasleep van dit alles voel ik een diepe scheiding, niet alleen tussen mij en mijn familie, maar ook binnen mezelf. Het is een strijd tussen de wens om deel uit te maken van een gezin waar ik me waardevol en geliefd voel, en het verlangen om trouw te blijven aan mijn eigen principes en zelfrespect. Het is een pad dat ik alleen moet bewandelen, begeleid door de hoop dat er op een dag een brug zal worden geslagen over de kloof die ons scheidt.